Voor de eerste wereldoorlog trokken de Merullenaars naar het noorden van Frankrijk voor de steenovencampagnes.

Na de totale verwoesting van de Eerste Wereldoorlog was hier werk genoeg voor de wederopbouw. In de jaren 1920 herrees de Molenaarelst uit het puin van de oorlog. In 1930 brak echter de crisis uit en een deel van de bevolking was verplicht terug seizoen en grensarbeid te doen. Tot eind de jaren 1950 blijft de grensarbeid een belangrijke werkgelegenheid voor de bewoners van de Molenaarselst alsook voor de rest van Groot Zonnebeke.

Men ging werken op de bietenvelden, in de steenbakkerijen of de chicoreiasten en later in de textielfabrieken van Usine Lepoutre, Alfonso Pollets, Moutons en Tiberghien uit Tourcoing.



Sommigen werkten er tot de jaren 1980. Samen namen ze de bussen van Lenoir, Taillieu, Sedyn of Vandenbroucke die ingelegd werden met stopplaatsen op De Voerman, Broodseinde, Molenaarelst, ’t Zwaantje, Beselareplaats, Vuilewaasstraat en de Kortekeer. Op sommige momenten was het een drukte van jewelste aan de af – of opstapplaatsen.

Één daarvan was de café het Zagershof. Dus kon de zware werkdag na de busrit een beetje weggespoeld worden voor degenen die het op de bus wat te warm hadden gekregen.